Veel organisaties hebben de laatste jaren gekozen voor een cloud-first- of cloud-only-strategie. Met andere woorden: waar het even kan applicaties en workloads onderbrengen in de cloud en liever niet in een (eigen) datacenter. Toch zie ik dat de meeste organisaties niet meer zo stellig zijn in hun keuze voor cloud. Sterker nog: ze willen applicaties en hun data weer terug in eigen beheer. Wat betekent dit voor hun applicatielandschap?
Cloud-first of cloud-never?
Cloud-first of niet; het is een utopie dat elke applicatie zomaar in de cloud kan draaien. Neem bijvoorbeeld de financiële sector: banken hebben nog voldoende applicaties die niet gemaakt zijn voor de cloud. Die zouden dus eerst volledig herschreven moeten worden. De inspanning om dat te doen, staat echter niet in economische verhouding. Dergelijke applicaties houden banken dus in eigen beheer.
Ook een snelle performance van applicaties is een zwaarwegend argument om applicaties on-premises te houden. Denk bijvoorbeeld aan bedrijven die in de aandelen- of optiehandel zitten. Zij zullen applicaties die ze gebruiken om te speculeren (waarbij elke miliseconde telt) altijd op locatie houden, simpelweg omdat een netwerkverbinding naar een externe locatie nooit sneller kan zijn.
Hoewel cloud-providers goede stappen hebben gezet op dit gebied, is bovendien voor veel organisaties wet-en regelgeving een belangrijke reden om applicaties on-premises te houden. Of te laten draaien in een datacenter op eigen landbodem. Bijvoorbeeld omdat het gewenst is dat de gegevens die door de applicaties worden verwerkt binnen de Europese landsgrenzen blijven.
Belofte van de cloud gaat niet altijd op
Wanneer cloud wél mogelijk is, dan is de belofte van cloud ook zeker aantrekkelijk: met een model om per maand of per jaar te betalen naar verbruik. En bovendien besparen op onderhoudskosten en volledig ontlast worden in het beheer van die applicaties.
Toch spreek ik genoeg organisaties die terug willen en applicaties weer willen brengen naar een omgeving in eigen beheer. Want waar ‘cloud’ altijd in één adem werd genoemd met kostenefficiëntie, blijkt die vlieger niet altijd op te gaan. Sterker nog: de kosten rijzen vaak de pan uit, omdat de ‘service’ best prijzig is. Zo zijn de beloofde kostenvoordelen sterk afhankelijk van de mate waarin een applicatie wordt gebruikt. En is het vele male duurder om een applicatie die bijna 24/7 wordt gebruikt te laten draaien in de public cloud dan deze in eigen beheer te houden.
Focus op applicatierationalisatie
De komende tien jaar staan daarom in het teken van verdere ‘applicatierationalisatie’: met betrekking tot hun applicatielandschap willen organisaties meer controle krijgen over in welke omgeving zij (gedeeltes van hun) applicaties en workloads laten draaien. Of dat nou in een (eigen) datacenter is, in de public of private cloud; ze willen of moeten soms zelf de regie hierover hebben.
Het probleem is echter dat veel organisaties door hun keuze voor een van de bekende internationale of lokale cloudproviders ook erg afhankelijk zijn geworden van diezelfde organisaties. De stap naar de cloud is te snel gezet: het ontbreekt de organisatie intern zelf vaak aan voldoende kennis om de regie te kunnen voeren over wat bij providers is ondergebracht. Ook blijken er bijna nooit heldere afspraken gemaakt te zijn over een mogelijk rollback-scenario naar een door de organisatie zelf beheerde omgeving. Hierdoor heeft in feite niet de organisatie zelf, maar wel de cloudprovider de regie in handen.
Door al je applicaties, in welke omgeving ze ook staan, zelf te beheren vanuit één beheerplatform, ben je in staat die regie te houden of terug te pakken en een weloverwogen beslissing te nemen over waar je je applicaties of workloads onderbrengt. Hiermee wordt een eventuele stap naar de cloud ook een verstandige stap.