In de laatste stap van het formatieproces wordt het pas echt spannend. De ministersposten worden verdeeld. Helaas duidt vooralsnog niets er op dat het Den Haag ernst is, gezien de namen van kandidaten die rondzingen voor Digitale Zaken. Ik heb op deze plaats al op 16 mei geschreven (Politiek minacht IT-probleem overheid) dat de politiek tot nog toe niet echt wil ingrijpen in de IT en de digitalisering van overheidsorganen. Zelfs de Tweede Kamercommissie Digitale Zaken komt niet tot het formuleren van disruptieve maatregelen. Daarom luistert het profiel van een nieuwe minister voor Digitale Zaken zeer nauw.
De minister voor Digitale Zaken zou de op twee na belangrijkste bewindspersoon van het kabinet moeten worden, na de minister-president en de minister van Financiën. Voor alles dat gaat worden ondernomen is immers geld nodig, maar voor alles dat wordt ondernomen is IT en digitalisering nodig om de uitvoering mogelijk te maken.
De minister voor Digitale Zaken moet daarom ook intrekken bij het ministerie van Algemene Zaken, opdat de bewindspersoon op armlengte afstand van de minister-president gaat functioneren. Alle zaken aangaande de IT en digitalisering voor de overheid moeten meeverhuizen van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar het ministerie van Algemene Zaken en moeten opnieuw worden uitgelijnd.
De hoofdtaak van de nieuwe minister is te zorgen dat de Nederlandse overheid in een doorlooptijd van vijf jaar hetzelfde volwassenheidsniveau in IT en digitalisering bereikt als de huidige IT en digitalisering van de financiële sector in Nederland.
De bewindspersoon moet een frisse start met nieuw elan kunnen maken, en kan daarom niet uit de politiek komen: een vakminister van buiten is nodig. Uit een analyse van de verkiezingsprogramma’s blijkt dat NSC de meeste aandacht besteedt aan IT en digitalisering, daarom zou aan die partij de eer moeten toekomen een kandidaat voor te dragen.
Gezien de vele, grote IT-problemen die moeten worden aangepakt, wordt er heel veel gevergd van de kandidaat, ook qua werkdruk. Deze moet:
- een overzicht van en visie op het IT-landschap van de Nederlandse overheid hebben;
- een nuchtere, zakelijke grondhouding en krachtige persoonlijkheid bezitten;
- relevante IT-kennis en IT-ervaring in het bedrijfsleven hebben opgedaan, maar ook bekendheid met de zeer grote IT-problematiek van de overheid hebben;
- onafhankelijk en onpartijdig zijn;
- goed kunnen luisteren naar burgers en de Tweede Kamer;
- over goede communicatieve vaardigheden beschikken.
De bewindspersoon moet in elk regeringsbesluit een IT-hoofdstuk laten introduceren, waarin de toegevoegde waarde, kosten, toepassing en risico’s van de digitalisering worden meegenomen. Wet- en regelgevingen moeten, voordat zij ter goedkeuring aan de Tweede Kamer worden voorgelegd, geanalyseerd worden om te weten of de benodigde IT te bouwen en te onderhouden is. Tevens zou de minister ervoor moeten zorgdragen dat zijn collega-ministers hun digitale geletterdheid verbeteren.
Belangrijke voorwaarde is dat de minister voor Digitale Zaken doorzettingsmacht krijgt. Hij of zij zou eenzelfde bevoegdheid moeten krijgen als de minister van Financiën. De minister voor Digitale Zaken moet daar waar het fout gaat, kunnen ingrijpen en budgetten alleen verstrekken als een IT-project een degelijke architectuur heeft en er een haalbaar projectplan binnen de afgesproken tijd en het afgesproken budget is. Er zouden dus geen IT-budgetten meer mogen worden verstrekt aan overheidsorganisaties zelf, dit zou uitsluitend moeten verlopen via de minister voor Digitale Zaken.
Conclusie
Als er in het kabinet geen stevige, vastberaden vakman of vakvrouw komt op Digitale Zaken, zal de Nederlandse overheid steeds vaker de introductie van nieuw beleid danwel verandering van bestaand beleid moeten uitstellen.
PS. Als blijkt dat in de komende kabinetsperiode de trein op de rails staat, kan in de volgende kabinetsperiode een zelfstandig ministerie worden opgezet.